Over het algemeen komt dons van ganzen- en eendenboerderijen vnl. uit Europa en Azië. Dit betreft dan ganzen en eenden die voor de slacht worden gehouden en waarbij het dons een waardevol bijproduct is.
Voor de donskwaliteit, en dan speciaal de isolatiewaarde, is het van belang dat de dieren ‘winterhard’ zijn. Dieren die een winter hebben meegemaakt in de koudere omgevingen geven meer, grotere en dikkere donsvlokken dan dieren uit warmere streken.
Een ander aspect die van belang is voor de ontwikkeling van een volgroeide donsvlok, en dus de donskwaliteit, is de leeftijd van de dieren op het moment van slachten. Het donsdek van ganzen en eenden is pas na een half jaar volledig ontwikkeld. Veel slachtganzen in Europa worden al na 42 dagen geslacht. Dat dons is dus ongeschikt voor dons gevulde producten, net als het dons van vetgemeste ganzen. Dat dons is, als de vogel al lang genoeg leeft, te vet en heeft een lage vulkracht.
Zie ook het artikel over donskwaliteiten